In de 25 jaar dat de Engelsen in Suriname zitten, wordt de basis gelegd voor het Sranan. Juist in die tijd is er veel contact tussen de kolonisten en de Afrikaanse tot slaaf gemaakten, omdat de plantagehouders zowel Afrikaanse slaven als Engelse contractarbeiders als werkers gebruiken. Contractarbeiders zijn Engelsen die in Engeland een afspraak gemaakt hebben om een paar jaar op een plantage te werken. Dit is geen slavernij: na een paar jaar is het contract afgelopen en mogen de contractarbeiders zelf een plantage beginnen.
In het begin van de kolonie Suriname zijn er waarschijnlijk daarom relatief veel blanken: zo’n dertig procent van de bevolking. En omdat ze samen werken, is er veel contact tussen de Engels sprekende bevolking en de Afrikaanse bevolking. Als de Afrikanen op een plantage terecht komen, proberen ze elkaar natuurlijk te verstaan. Ze moeten elkaar allemaal proberen te begrijpen. Zo ontstaat al snel het Sranan. De taal heeft een eenvoudige basis. Als je elkaar niet begrijpt, probeer je dingen immers zo simpel mogelijk te vertellen.
Natuurlijk is het Engels niet de enige taal die in het Sranan voorkomt. In de kolonie wonen mensen uit verschillende landen samen. Er zijn niet alleen Afrikanen met allerlei verschillende talen. Al tijdens de Engelse periode wonen er ook Joodse planters, die vooral Portugees spreken. Later komen er ook Nederlanders bij. Al die talen hebben invloed op het Sranant.
NAls de Nederlanders de kolonie net hebben veroverd, gebruiken zij ook witte arbeiders. Het zijn vakmensen die bijvoorbeeld tonnen maken voor de suiker en huizen timmeren. Heel snel leren de Afrikanen deze ambachten op de Europese manier uit te voeren. Dan zijn Nederlandse ambachtslieden niet meer nodig. Dat komt de Nederlanders goed uit. De Nederlandse ambachtslieden zijn namelijk duur. Het jaarloon van een ambachtsman is even hoog of soms wel hoger dan de prijs van een Afrikaanse slaaf. Voor een slaaf hoef je maar één keer te betalen. Dat is een stuk voordeliger.
Planters gaan dus steeds minder Europeanen gebruiken. Dat betekent dat de Afrikaanse slavenbevolking steeds groter wordt en de Europese relatief kleiner. In de achttiende eeuw is nog maar vijf procent van de bevolking vrij. Er zijn wel Europeanen, maar zij komen vaak maar voor korte tijd naar de kolonie en leren het Sranandaardoor niet altijd goed spreken. De taal wordt zo de taal van de tot slaaf gemaakte bevolking.
Soms passen de slaven de taal expres nog wat aan, zodat de plantagehouder hen zeker niet zal begrijpen. Daardoor ontstaat er ook een gezamenlijke cultuur van de tot slaaf gemaakten van verschillende Afrikaanse stammen, die onderling veel contact hebben, met elementen uit al hun verschillende Afrikaanse culturen. Ook ontwikkelen de Afrikaanse slaven eigen godsdiensten en eigen muziek. Vaak zingen ze liederen van protest tegen hun onderdrukking. De witte onderdrukker kan de betekenis ervan niet begrijpen.
In 1718 plaatst een Nederlander in zijn boek over Suriname een lijstje met enkele woorden uit het Sranan. Dat is de oudste lijst van Sranan die ons tegenwoordig bekend is. Het begint zo:
Oudy | Goedendag. |
Oe fasje jou tem? | Hoe vaarje al? |
My bon | Al wel. |
Jou bon toe? | Vaarje ook wel? |
Ay | Ja. |
My belle wel. | Ik vaar heel wel. |
Jou wantje sie don pinkinine? | Wilje een beetje zitten gaan? |
Jie no draei? | Hebje geen dorst? |
Ay mie wantodrinkje | Ja my lust wel drinken |
Voor het ontstaan van verzet is een gemeenschappelijke taal heel belangrijk. De tot slaaf gemaakten hebben een taal nodig om plannen te kunnen maken als ze gezamenlijk in verzet willen komen. Ze moedigen elkaar hierin aan en helpen elkaar. Verzet is niet altijd gewelddadig. Je kan bijvoorbeeld op een plantage langzamer gaan werken, of het werk minder goed uitvoeren. Dat is al gevaarlijk, want als de plantagehouder erachter komt, krijg je zware straf. Een andere manier van verzet is het wegvluchten van de plantage. Ook dit is erg gevaarlijk. Als je weer gevangen wordt, kun je een nog zwaardere straf verwachten. Opstand is nog riskanter, want daarop staat de doodstraf.
Marrons (gevluchte slaven) vallen soms de plantages aan: om de plantagehouders te schaden, om goederen te stelen voor hun levensonderhoud, en vaak ook om te proberen ook andere slaven te bevrijden. Taal is daarbij belangrijk, want de ontsnapte slaven moeten de slaven die nog op de plantage wonen overtuigen om met hen mee te gaan. Soms lukt het om mensen mee te krijgen.
Marrons bouwen dorpen diep in het oerwoud om het zo moeilijk mogelijk te maken voor de Europeanen om hen te vinden. Deze groepen gevluchte Afrikanen ontwikkelen eigen talen. Sommige hiervan worden nog steeds in Suriname gesproken. Het Saramaccaans is hier een goed voorbeeld van. Net als het Sranan is het gebaseerd op verschillende talen. Er komt ook veel Engels in voor. In deze taal worden meer Afrikaanse woorden gebruikt dan in het Sranan. Dat komt waarschijnlijk omdat de gevluchte Afrikanen minder contact met Europeanen hebben.
Nog steeds is het Sranan een belangrijke taal in Suriname. Sinds het ontstaan is er nog veel veranderd aan de taal. Er zijn allerlei nieuwe woorden bijgekomen en het Nederlands heeft er een grote invloed op gekregen. Het Sranan is vooral een taal die gesproken wordt, hoewel er nu wel officiële regels zijn voor hoe het Sranan moet worden geschreven. In Nederland gebruiken jongeren tegenwoordig woorden uit het Sranan in hun straattaal. Het woord ‘mattie’ bijvoorbeeld gebruiken we nu voor ‘vriend’, maar oorspronkelijk is het het woord dat slaven in Suriname gebruikten voor hun mede-slaven.
Ook maken wij met onze studenten Software Development, Evenement Management en Administratie
http://rocbattle.nl/
een rekengame die we ROC Battle http://rocbattle.nl/ hebben genoemd om student van het 16 jaar of ouder die op het MBO zitten te helpen met rekenen. Iedereen werkt samen om de studenten naar een hoger reken niveau te brengen.
Oprichters/Managers/Stage-Begeleiders: Daniel en Randy.
Software development: Jan Willem, Vitja, Levi, Devin.
Software development 2: Alessio, Sahel.
Evenement management: Virgil, Priscilla, Manuel.
Evenement management 2: Delano, Lisa, Ruth.
Met dit spel willen we het Surinaams taalonderwijs stimuleren. Surinamers zijn verspreid over heel de wereld, Het grootste gedeelte van de surinaamse diaspora zijn te vinden Nederland, Nederlandse Antillen en Amerika Vaak kennen 2e generatie en 3e de kinderen van de diaspora de taal niet meer zo goed. Daarom is het goed om met de taal bezigt te zijn. Dan blijven zij de connectie houden met onze afkomst. Dit spel is gemaakt door De-fence works ism Stichting mevrouw Robinson
Wil je ook het taal onderwijs stimuleren. Steun stichting mevrouw Robinson zodat we dit spel kunnen uitbreiden naar een online lesmethode om te gebruiken op de school? Sponsor ons dan.
Stichting Mevrouw Robinson
NL67INGB0675183804
Ovv: Surinam words
We zijn blij met elk bedrag